|
Voor hanengekraai kent het Nederlands het woord kukeleku. De Duitsers gebruiken kikeriki, de Fransen cocorico en een engelse haan kraait cock-a-doodle-doo. Deze woorden zijn klanknabootsingen. Het wérkelijke geluid dat een kraaiende haan maakt kan alleen worden gedemonstreerd door een echte haan of via een perfecte imitatie. De nabootsingen zijn geen imitaties maar benaderingen van het gehoorde geluid binnen het gegeven klankensysteem van de taal. Niet alleen de waarnemingen van het oor maar ook die van het oog of de tastzin krijgen te maken met de eigenschappen van het medium taal zodra zij onder woorden worden gebracht.
"Het hele onderscheid tussen woord- en beeldcultuur slaat nergens op, schreef de filosofe Patricia de Martelaere in 1993*. Woord en beeld zijn even authentiek. Wat we 'zien', zowel fysisch als mentaal, is van meet af aan door woorden gestructureerd. De taal bepaalt ons beeld van de werkelijkheid."
Ik ontken niet dat het 'gekukel' van een haan een andere indruk achterlaat dan het 'gekrijs' van een meeuw maar desondanks wijt ik het eerder aan mijn gevoelige gehoor dan aan onze taal dat ik noch het ene noch het andere geluid als vogelzang ervaar. Zo is ook het 'zien' in de eerste plaats de interpretatie van prikkels die uit de driedimensionale wereld afkomstig zijn. De traditionele Westerse filosofie gaat er vanuit dat de fysieke wereld bestaat uit substanties die zintuigelijke eigenschappen hebben van wisselende bestendigheid. Dat ik licht en ruimte kan waarnemen is nodig om te weten waar ik mij bevind. Deze beelden van de werkelijkheid hebben meer te danken aan vallen en opstaan dan aan de verschillende woorden ervoor. Het is geen toeval dat onze reacties op de wisselwerking van licht- en vormprikkel altijd onmiddellijk en globaal zijn en geen resultaat van analyse. Ze zijn intuïtief.
"Veeleer dan een gemeenschappelijke ervaringswereld te veronderstellen, zegt PdM, is de taal zélf onze enige echt gemeenschappelijke ervaringswereld. Zonder de taal is alles privé, ongearticuleerd, en oncontroleerbaar." Het is als lichamelijke pijn. De woorden 'pijn' en 'zeer' maken het leed kenbaar maar niet voelbaar. En ook al geeft het woord betekenis aan de wereld, het ontneemt er tegelijk ook iets aan. Het benoemen vernietigt het onmiddellijke bestaan van de dingen. Het bijzondere en onmiddellijke van het ding lost door de taal op in het algemene van het woord.
Het woord doodt het bijzondere van het ding. Of zoals de dichteres Marianne De Vos zei; "We proberen voortdurend iets duidelijk te maken. Maar dat wat we duidelijk willen maken is bijna altijd niet van taal. De hele werkelijkheid is geschreven in een taal die er niet is. De taal is altijd onbeholpen. Niet alleen om te beschrijven wat je ziet, want wat je ziet is nooit alleen wat je ziet. Rood ( van tulpen bijvoorbeeld) is meer dan een kleur, het is een intensiteit, het is een contrast met het groen van het gras[...],iets dat veel meer is dan de mededeling: buiten bloeien rode tulpen".
Voor kunstenaars als David Novros doet taal zelfs afbreuk aan de ervaring; "I resist talking about any one aspect of my painting because I don’t know how to separate the parts...to talk about ‘color’ or ‘scale’ or ‘meaning’ would suggest a kind of compartementalization that I have spent my time as a painter trying to overcome. There is only the experience of the painting...and for each person it is different."
André Malraux dacht dat 'alle zien een doelgerichte handeling was'. Misschien is de intentie van sommige waarneming niet de verwoording maar de ervaring van het private, ongearticuleerde of het bijzondere. Het 'je ne sais quoi'. "Wat niet, volstrekt niet, gezegd kan worden is er misschien wel, maar we kunnen er niets mee aanvangen, meent PdM, noch sociaal – we kunnen het niet overbrengen aan derden - , noch individueel – we kunnen het niet integreren in het bewustzijn."Dat laatste zal niet eenvoudig aan te tonen zijn.
Er staat me levendig een man voor de geest, die ik ooit, handen in de broekzakken, achter zijn vrouw aan zag kuieren in het Amsterdams Stedelijk Museum. Kennelijk had zij net een cursus 'kunst' tot zich genomen want ze dwarrelde lichtvoetig op kop in een feest van herkenning. Hij, goedmoedig in haar kielzog, hield terloops even zijn pas in bij een Cezanne, haalde zijn hand tevoorschijn, grijnsde en wees met zijn duim terwijl hij doorliep; "leuk dingetje". Soms worden aan de integratie in het bewustzijn zeer weinig woorden vuil gemaakt.
* Essay Patricia de Martelaere; 'De wereld is een woord', 1993
E.H. Gombrich; Kunst en Illusie. 1961
Joke Hermsen
Rotterdam 2014, J.H.
|
|